Optreden
In Nederland aangekomen kreeg ik van mijn Hollandse oma regelmatig plaatjes met een goocheltruc toegestuurd. Deze plaatjes zaten bij de rollen beschuit en ontbijtkoek van de Firma Hus te Den Haag. De firma Hus was een grote Brood en Beschuitfabriek (1895-1987) in Den Haag.
De fabriek voerde de slogan “Niets is Overtuigender dan de Werkelijkheid”, doelend op de kwaliteit van hun producten. Daar tegenover stond de knipoog naar de goochelarij die ‘met de werkelijkheid een lollig spelletje speelt’. De plaatjes met de goocheltrucs vormden een mooi samenspel met de missie van de beschuitfabriek.
Omdat mijn opa verzot was op het beschuit en de ontbijtkoek van Hus, moet ik maandelijks zeker een aantal plaatjes hebben gekregen. Ik heb namelijk nu nog veel dubbele plaatjes in een oude doos gevonden.
Met deze plaatjes ging ik aan de gang en al snel goochelde ik voor de klas. Dat was niet mijn allereerste optreden. Want waar deed ik mijn try-out? Natuurlijk voor mijn ouders en mijn zusje. Die waren altijd geduldig en gewillig, hoe vaak ik ook m’n truc moest herhalen.

Ook mijn spreekbeurten gingen eigenlijk steeds gepaard met het vertonen van één of meerdere goocheltoeren. Leuk vond ik het volgende versje in de klas voor te dragen:
Over Eliaser Bamberg (1760-1833)
Niets kan meer ’t gezigt verblinden
Dan een vlugge Goochelaar —
Hocus Pocus — en daar mede
Is de man van zessen klaar.
Onbegrijpelijk is de vlugheid
Waar meê deze kunst geschiedt:
En het spreekwoord blijft hier gelden:
Hij is blind die niet en ziet.
Velen zijn vermaard in ’t goochelen:
Als Pinetti en Opré —
Nog hoort men Van Gussem noemen
Bij den naam van St. André.
Bamberg’s faam klinkt in deez’ dagen:
Vader schonk de Kunst den Zoon.
Op de markten prijkt, als d‘eerste,
Bamberg’s naam en kunst, ten toon.
Maar — wat men ook mag bewonderen;
’t Is slechts goochelen — anders niet;
Tooverij was nooit aanwezig:
’t Is begoocheling, wat Gij ziet.
Uit: HET VERNIEUWDE PRENTGESCHENK VOOR GEHOORZAME KINDEREN, Deel II, Uitg. P.J. Trap, 31 december 1825
De twee laatste versregels heb ik bij de afsluiting van m’n voorstelling vaak gebruikt. Ook omdat ik zo nu en dan toeschouwers bij me kreeg die me vroegen hun toekomst te voorspellen of hun droom van die week uit te leggen. Of een mevrouw uit Brabant die buitengewoon ernstig ziek is en mij vroeg of ik haar met mijn … (“wat”) kon helpen. Een goochelaar wordt vreemde krachten toegedicht.
Op een bepaald moment ben ik lessen gaan nemen bij professionele goochelaars. Theo van Leeuwen uit Rotterdam (artiestennaam Ted Lion) heeft me de beginselen geleerd van het goochelen en speciaal die van het Bekerspel en Henri Nolles heeft me leren goochelen met touw.
Op Kloveniersburgwal bij Henk Vermeyden heb ik veel geleerd over de manier van presenteren en de opbouw van het vertonen van een truc. Daar ben ik ook Fred Kaps tegen gekomen. Ik weet nog dat hij tegen Henk Vermeyden zei, dat ik bij een effect met een conische koker en een bal op een zijden doek, behoorlijk “brutaal” was bij het laten verdwijnen van de bal. Pas later begreep ik van hem dat dat als opsteker was bedoeld. Maar in eerste instantie dacht ik dat ik het niet goed deed in de ogen van deze grootheid.



Mijn eerste schreden op “het grote toneel” gingen via de schoolavonden. Opeens sta je daar als 14-jarige voor 500, 600 toeschouwers. Eerst in het schoolgebouw zelf met onrustige leeftijdsgenoten en later tijdens de jaarlijkse toneelavonden in Theater Zuidplein in Rotterdam (Ook ‘Groote Schouwburg’ genoemd als hommage aan de gebombardeerde schouwburg). Overigens vond ik het een heel indrukwekkend theater met alles erop en eraan.
Een toneelmeester die me vroeg of ik ook een zweeftruc zou doen. Ik was verbaasd door deze vraag. Ik zei dat ik er een in m’n repertoire had (de zwevende wandelstok). Zijn reactie was dat hij ‘wat met het achterlicht zou doen en dan wat invullicht zou toevoegen’. Pas veel later begreep ik dat dit het zweef effect ten goede kwam. Hij begreep blijkbaar beter dan ik wat er op toneel nodig is om de effect goed over te laten komen.
Het Theater Zuidplein was een echt streektheater in die tijd, waar alle grote namen van het Nederlandse toneel en uit de muziek- en cabaretwereld hun voorstellingen gaven. Het was voor mij een sensatie op hetzelfde podium te staan waar mijn ouders het ABC-cabaret van Wim Kan hebben gezien, waar Fred Kaps de zouttruc deed en m’n vader mij de volgende ochtend in geuren en kleuren vertelde dat er wel een hele berg zout op de planken lag. “Waar haalde hij dat toch vandaan?”, vroeg mijn vader zich hardop af. Ik kon hem met deze vraag niet verder helpen.
Als Chinese goochelaar in een tussennummer en een jaar later met een eigen programma. Natuurlijk is er ook veel voor de familie gegoocheld en later op feesten (bruiloften en partijen) via via. Steeds als amateur en dat is het tot de dag van vandaag gebleven.
Nu richt het goochelen zich op evenementen in buurt- en verzorgingshuizen en particuliere feesten. Het gaat meer om de gezelligheid en het ‘Kleine Verbazen’, zoals ik het noem dan om grote illusieshows en zeer geavanceerde supermoderne trucs.






