Goochelen en Joods Variété

Het Verhalen Cabinet baseert zijn voorstellingen op diverse bronnen over de geschiedenis van de goochelkunst en in het bijzonder op de achtergronden van het Joods variété.

Magie en illusie van de kermis

Lumière

Magie en illusie zijn verweven met de geschiedenis van de kermis en de traditie van de entr’e acts en tussendoor attracties. De goochelvoorstellingen kwamen in de 19e eeuw tot grote bloei. De magische theatershows komen tot grote hoogte met de komst van de cinematograaf in 1895. De cinematograaf was een uitvinding van de gebroeders Lumière. De allereerste publieke vertoning vond plaats op 22 maart 1895. De eerste betaalde vertoning van de cinematograaf was in december 1895 in het Salon Indien du Grand Café.

Méliès

Marie Georges Jean Méliès (Parijs, 1861-1938) was een Franse goochelaar, illusionist en filmpionier. Méliès werd geboren als zoon van een rijke laarzenmaker. In 1884 ging hij naar Londen om zijn Engels te verbeteren en kwam hij bij het Egyptian Theater, ook wel genoemd England’s Home of Mystery, een zaak gerund door twee Engelse goochelaars.

Tegen het einde van de negentiende eeuw was Het Egyptisch Theater te Londen sterk verbonden met goochelen, illusionisme en spiritualisme. In 1873 nam William Morton het beheer van de Egyptian Hall op zich en wijzigde het voor zijn protegé’ s, de twee wereldberoemde illusionisten Maskelyne en Cooke. De hal werd vanaf die verandering bekend als Engeland’s Home of Mystery. Er werden veel illusies opgevoerd, waaronder voorstellingen van frauduleuze spiritualistische voorstellingen die door frauduleuze goochelaars en charlatans werden beoefend. Het laatste optreden was op 5 januari 1905.

Podiumopstelling voor Pepper’s Geestverschijning (Ghost). Een helder verlichte figuur uit het zicht van het publiek onder het podium wordt weerspiegeld in een ruit die tussen de artiest en het publiek is geplaatst. Voor het publiek lijkt het alsof de geest op het podium staat. En zo kan de illusie worden gewekt dat een degen de Geest doorboort zonder dat deze een verwonding oploopt.

Méliès had in 1886 had hij zijn eerste publieke optreden als goochelaar. In 1888, toen zijn vader met pensioen ging, verkocht Georges de zaak om daar het Theatre Robert-Houdin van te kopen, een verlaten theater in Parijs. Méliès raakt enthousiast voor de cinematograaf en wilde hij ook zoiets om toe te voegen aan zijn show. In 1896 gaf Méliès in zijn theater de eerste magische filmvoorstellingen.

Het Victoriaanse tijdperk was het tijdperk van de grote illusionisten

Het Victoriaans tijdperk wordt gezien als een tijd van voorspoed in Groot-Brittannië. Tijdens deze periode ontstond er in dat land een welopgevoede middenklasse. Dit was te danken aan het profijt van de overzeese gebieden van het Britse Rijk, alsook aan de industriële ontwikkelingen binnen Groot-Brittannië. Grote veranderingen in de 19e eeuw worden teweeggebracht door de grote uitvindingen als de trein, fotografie, de telegraaf en de film.

Optische projectie en illusies waren te vinden in de variété- en theatervoorstellingen, en op de kermismagie- en illusieshows waar het een hoofdbestanddeel van Victoriaans entertainment werd.
Het Victoriaanse tijdperk bood de optimale omstandigheden voor de ontwikkeling van het illusionisme en de andere takken van het goochelvakgebied door de diverse ontwikkelingen op het gebied van elektriciteit, chemie en aandrijving.

Tegen het einde van de 19e eeuw had de goochelkunst een eigen taal en spektakel ontwikkeld. Of het waren een magische acts afgewisseld door een variéténummers en muzikale ent’re acts in een theaterzaal (De Music Halls) ofwel gepresenteerd als een op zichzelf staande show in zalen zoals de Egyptian Hall of de Royal Polytechnic Lecture Theatre.

Magie en wetenschap

Dit laatste theater van de moderniteit diende om wetenschappelijk inzichten en ontdekkingen op spectaculaire wijze te belichten. Astronomie, natuurkunde en experimenten met elektriciteit, optische trucs vormden de kern van een populair genre dat bekend werd als ‘physiques amusantes’ (amusante natuurkunde). Deze shows bezetten een middenweg tussen entertainment en wetenschap. Ze werden vaak opgevoerd door goochelaars, die zichzelf presenteerden als ‘professoren’ en met zeker ontzag en bewondering door het publiek werden bekeken op lokale kermissen, wereldtentoonstellingen en populaire theaters. Een voorbeeld van zo’n figuur was Henri Robin (1811-1974). Recensies en afbeeldingen uit Robins tijd in België en Nederland en zijn eigen memoires over zijn tijd in Parijs laten zien dat hij zich op het kruispunt bevond van een aantal belangrijke ontwikkelingen.

Telepatische séances, zwevende tafels, geestverschijningen, het was er allemaal in de Egyptian Hall te Londen

Deze twee locaties, Egyptian Hall en de Royal Polytechnic Lecture Theatre vormden van 1873 tot 1905 de bakermat van het illusionisme en de ontwikkeling van telepathische scéances en vormden het perfecte platform voor beroemde goochelaars zoals George Alfred Cooke en John Neville Maskelyne.
De Polytechnic werd vooral bekend om zijn spectaculaire toverlantaarnshows, vooral na 1848 en onder leiding van John Henry Pepper. De Egyptian Hall werd gedurende de negentiende eeuw een locatie voor alle soorten optische illusies en eigenaardig amusement, evenals het huis van magie door de associatie met Maskelyne & Cooke tot de sluiting in 1905.
De ontwikkelingen op theatergebied zorgden ervoor dat de goochelact steeds complexer en uitgebreider werd, met grote ruimtes om mechanismen en assistenten te verbergen, waardoor de onmogelijke illusie werd gecreëerd voor verbijsterd publiek.

Joods variété in Nederland

Amsterdam vormde het centrum van de revue en het variété in de 19e eeuw.
Door de Amstelstraat liep men van de Jodenbuurt naar het Rembrandtplein en het duurde dan ook niet lang of deze straat werd de theaterstraat van Joods Amsterdam.

Op de website van Joods Amsterdam is het volgende te lezen:

Het theaterleven in en rond de Amstelstraat begon in 1786, toen het Théâtre Français sur l’Erwtenmarkt (ook wel Fransche of Genootschapsschouwburg genoemd) haar deuren opende, snel gevolgd door het Deutsches Theater ofwel de Hoogduitse Schouwburg in 1891. De Fransche Schouwburg stond niet echt op de Amstelstraat. De Erwtenmarkt was een deel van de Amstelkade, tussen de Bakkerstraat en de Halvemaansteeg. Dit theater staat er nog steeds, wordt nog steeds bespeeld en heet sinds 1947 “De Kleine Komedie” op de Amstel 58. Dat dit eerste theater in deze buurt een op de Franse taal gerichte programmering had is geen toeval. Frankrijk en de Franse cultuur was sinds Zonnekoning Lodewijk XIV dé cultuur geworden en in de tweede helft van de 18e eeuw was dit in de betere kringen doorgedrongen. Daar was alles Frans wat de klok sloeg. De Francofielen haalden Franse toneel- en operagezelschappen naar Nederland maar een behoorlijke theaterruimte ontbrak. Alleen de Stadsschouwburg bestond, maar deze werd door het stadsbestuur geëxploiteerd en stond onder sterke invloed van het gereformeerde gezag die het Frans toneel en opera als losbandig zag.

Amstelstraat 5 – Salon des Variétés

Op de hoek met de Paardenstraat stond het Salon des Variétés, dat in 1843 gebouwd was op initiatief van de geliefde Joodse komiek Nathan Judels die een maatschap had opgericht met Israël Pierre Boas en Salomon van Biene, gevierde Joodse vaudevillespelers. In 1844 gingen de deuren van dit theater open.
In het theater was plaats voor ongeveer 300 toeschouwers. In het begin was er vooral vaudeville te zien. De voorstellingen werden vooral bezocht door de bewoners van de Joodse wijk, aan de overzijde van de Amstel. Een toegangskaartje kostte 75 cent.
Nadat Boas en Judels zich uit de directie terugtrokken ging het vanaf 1877 minder met dit theater. Vanaf 1890 kwam er weer een opleving onder een nieuwe directie (Poolman en Kreukniet) met het “Muziekdrama zonder woorden”.

Amstelstraat 16-18 – Panopticum

In 1912 werd het café-restaurant uitgebreid met een klein theater, het Panopticum Theater. Er waren 600 zitplaatsen en de programmering bestond uit amusementstoneel, cabaret en variété. Louis Davids, Nap de la Mar en Pisuisse traden er op. In 1915 werd de zaak verbouwd en de naam veranderd in Centraal Theater. Het Nederlands Panopticum draaide niet goed en bleef tot 1919 bestaan.
Bron: website Joodsamsterdam